Uitstoot ozonprecursoren (NOₓ (NO₂), NMVOS, CO en CH₄
- De ozonvormende stoffen stikstofoxiden (NOx (NO2)), niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOS), koolstofmonoxide (CO) en methaan (CH4) worden ook ozonprecursoren genoemd. Ze hebben een verschillend aandeel in de troposferische ozonvorming.
- De bijdrage van de precursoren aan de ozonvorming wordt uitgedrukt in Troposferic Ozone Forming Potential (TOFP).
- Er is geen lineair verband tussen de hoeveelheid uitgestoten ozonprecursoren en ozonvorming.
- NOx (NO2) had de belangrijkste bijdrage en kwam vooral van het wegverkeer.
- CO en NOx (NO2) daalden het sterkst tussen 2000 en 2021.




Doelstellingen
Er zijn geen emissiedoelstellingen in het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030* voor de totale potentieel troposferische ozonemissie, maar wel voor de emissie van NOx en NMVOS afzonderlijk:
2020 | 2030 | |
---|---|---|
NOx (t.o.v. 2005) | ![]() |
- 59 % |
NMVOS (t.o.v. 2005) | ![]() |
- 37 % |
* Bij de evaluatie van de doelstellingen worden NOx- en NMVOS-emissies uit mestverwerking en landbouwgronden niet meegeteld.
Toestand in 2021
De sector transport had het grootste aandeel (37 %) in de totale potentieel troposferische ozonemissie, gevolgd door de industrie (22 %):
- NOx (NO2) (53 %) is de ozonprecursor die de belangrijkste bijdrage leverde en kwam vooral van het wegverkeer. Wegverkeer veroorzaakt ook NO-emissie, wat leidt tot ozonafbraak.
- NMVOS (37 %) kwam op de tweede plaats en werd vooral uitgestoten door de landbouw en de industrie.
Evolutie
De potentieel troposferische ozonemissie daalde met 53 % t.o.v. 2000, vooral door de daling bij de sectoren energie (-75 %), transport (-63 %) en industrie (-55 %):
- Energie: daling vooral door inspanningen bij de elektriciteitscentrales (overschakeling naar aardgas en technische maatregelen) en bij de raffinaderijen (o.a. optimalisatie energieverbruik, omschakeling vloeibare naar gasvormige brandstoffen in de fornuizen, lage NOX-branders).
- Transport: afname vooral door minder vervuilende wagens.
- Industrie: minder uitstoot te danken aan emissiereducerende maatregelen.
- CO en NOx (NO2) daalde het sterkst.
Hoe pakken we dit aan?
- Voor NMVOS is er vooral reductiepotentieel bij de industrie en bij specifieke huishoudelijke producten (zie indicator uitstoot NMVOS).
- Voor NOx is er voornamelijk reductiepotentieel bij het wegverkeer (zie indicator uitstoot stikstofoxiden).
- Voor CO werden geen maatregelen geformuleerd.
- Voor de maatregelen om de CH4-uitstoot terug te dringen, verwijzen we naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2030. De belangrijkste maatregelen situeren zich bij de sector landbouw:
- optimaliseren van voederrantsoenen en van de voederefficiëntie
- proefproject vergisting van de mest op varkens- en melkveebedrijven