Seizoensoverlast ozon voor vegetatie (AOT40)
- AOT40ppb-vegetatie is een Europese ozonoverschrijdingsindicator ter bescherming van de vegetatie
- deze waarde geeft per kalenderjaar het overschot boven 80 µg/m³ van alle ozonuurwaarden tussen 9 en 21 uur, opgeteld tijdens de maanden mei, juni en juli (groeiseizoen)
- zowel de grootte van de overschrijding als de tijdsduur ervan wordt in rekening gebracht tijdens de belangrijkste groeimaanden voor gewassen en semi-natuurlijke vegetatie
- de Europese streefwaarde werd gemiddeld over de periode 2016-2020 net niet overschreden
- in 2020 is de Europese langetermijndoelstelling op geen enkele meetplaats gehaald
- de sterke variatie tussen jaren hangt samen met de kwaliteit van de zomer
- er is een west-oost gradiënt zichtbaar in Vlaanderen



Doelstellingen
De Europese Richtlijn Luchtkwaliteit bepaalde een streefwaarde en langetermijndoelstelling ter bescherming van de vegetatie:
Naam | Doelstelling |
---|---|
streefwaarde (vanaf 2010) | 18 000 (µg/m³).uren (gemiddeld over 5 jaar) |
langetermijndoelstelling | 6 000 (µg/m³).uren per jaar. Voor het respecteren van deze doelstelling werd geen datum bepaald. |
Toestand in 2020
In de periode 2016-2020 bleef het 5-jaargemiddelde net onder 18 000 (μg/m³).uren per jaar. De Europese streefwaarde werd dus niet overschreden.
De Europese langetermijndoelstelling werd in 2020 op geen enkele meetplaats gehaald. Enkel in stedelijke omgeving werden wel waarden onder de langetermijndoelstelling gemodelleerd.
- de seizoensoverlast voor vegetatie in 2020 was minder groot dan in 2018 en 2019 doordat de lange hittegolf in augustus buiten het groeiseizoen viel
- op geen enkele meetplaats is de langetermijndoelstelling gehaald
- uit de modelresultaten zien we wel enkele stedelijke regio’s die de langetermijndoelstelling halen. Dit is gerelateerd aan de hogere ozonafbraak nabij NOx-bronnen.
- gemiddeld over de periode 2016-2020 is de seizoensoverlast voor vegetatie vrij hoog door het zeer ongunstig ozonjaar 2018
- de streefwaarde gemiddeld over 2016-2020 is met een maximum gemodelleerde waarde van 17 956 µg/m³ net gehaald
- de lagere waarden in het westen zijn over het algemeen te danken aan het verkoelende effect van de zee en de atmosferische verdunningsprocessen dankzij de land- en zeebries
- de hogere waarden in het oosten worden verklaard door de zandgrond en daardoor vaak hogere temperaturen
Evolutie
Er is geen duidelijke trend zichtbaar in de seizoensoverlast voor vegetatie:
- de seizoensoverlast voor vegetatie hangt sterk samen met de warmte en zonneschijnduur tijdens het groeiseizoen (mei-juli)
- het jaar 2018 was een zeer ongunstig ozonjaar, dat ook het 5-jaargemiddelde sterk beïnvloedt
Hoe pakken we dit aan?
Om de ozonpieken te verminderen, moet de uitstoot van de ozonvormende stoffen NOx (NO2), CO, CH4 en NMVOS dalen.
- voor NMVOS is er vooral reductiepotentieel bij de industrie en bij specifieke huishoudelijke producten (zie indicator uitstoot NMVOS)
- voor NOx is er voornamelijk reductiepotentieel bij het wegverkeer (zie indicator uitstoot stikstofoxiden)
- voor CO werden geen maatregelen geformuleerd
- voor de maatregelen om de CH4-uitstoot terug te dringen, verwijzen we naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2030. De belangrijkste maatregelen situeren zich bij de sector landbouw:
- optimaliseren van voederrantsoenen en van de voederefficiëntie
- proefproject vergisting van de mest op varkens- en melkveebedrijven
Meer informatie
- Waar bevinden zich de meetplaatsen en welke concentraties werden er gemeten (2020)?
- De indicator ozondosis bij vegetatiesoorten is beter voor het bepalen van de ozonschade aan vegetatie, omdat die, in tegenstelling tot de AOT40-indicator, wel rekening houdt met de kenmerken van de plant.
- Meer info over RIO en RIO-IFDM