Berekening voor bedrijven en instellingen
Kleinverbruikers
Grootverbruikers
De tabel met eenheidstarieven voor verschillende jaren vind je hier.
Vanaf 1 januari 2013 is een financierende component aan de heffing op de waterverontreiniging toegevoegd voor bedrijven die hun afvalwater lozen op de riolering (de zgn. financierende heffing). De heffing op de waterverontreiniging houdt voortaan rekening met de verwerkbaarheid van het afvalwater op de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).
Een keuze tussen twee berekeningsmethodes
Elk bedrijf kan kiezen tussen een berekening op basis van meetgegevens van het geloosde afvalwater of een forfaitaire berekeningsmethode. Opgelet! De VMM kan overgaan tot een heffing op basis van meet- en bemonsteringsgegevens als de nodige gegevens hiervoor beschikbaar zijn, ongeacht de door jou gekozen berekeningsmethode.
Een berekening op basis van de werkelijk geloosde vuilvracht houdt in dat de kwaliteit en de kwantiteit van het geloosde afvalwater moeten worden vastgesteld. De forfaitaire berekeningsmethode gebruikt sectorspecifieke omzettingscoëfficiënten en het waterverbruik om de heffing te bepalen.
De berekening op basis van meetgegevens van het geloosde afvalwater vanaf 1 januari 2024
Indien je bedrijf voor een berekening op basis van de werkelijk geloosde vuilvracht (de uitgebreide berekeningsmethode) kiest, moet je in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar op eigen initiatief je afvalwater door een erkend laboratorium laten bemonsteren en analyseren. Dat moet in overeenstemming met de huidige regelgeving gebeuren. Op basis van de meetgegevens berekent de VMM dan de geloosde vuilvracht en de corresponderende heffing.
De VMM kan - in het kader van haar controlefunctie - het geloosde afvalwater ook (laten) bemonsteren. Bij het bepalen van de heffing kan de VMM je bedrijfsgegevens aanvullen met haar analyses. De VMM-analyses geven je bedrijf niet het recht om de uitgebreide berekeningsmethode te eisen.
De berekening op basis van de werkelijk geloosde vuilvracht wordt meestal gebruikt bij grote bedrijven die zelf investeren in een afvalwaterzuivering. 5 % van de bedrijven laat de heffing op deze manier berekenen. Die 5 % is wel verantwoordelijk voor 65 % van de heffingsopbrengst van de grootverbruikers.
De berekeningsformule
De vuilvracht (N) bij de uitgebreide berekening bestaat uit vijf componenten:
N = N1 + N2 + N3 + Nk + Nv
Met:
- De N1-component gaat over de zuurstofbindende (het biochemisch en chemisch zuurstofverbruik) en de zwevende stoffen in het geloosde water.
-
N1 = [Qd / 180] x [a + {0,35 x ZS / 500} + {(0,45 x (2 x BZV + CZV)) / 1.350}] x [0,40 + 0,60 x d]Met:
- N1 = vuilvracht veroorzaakt door het lozen van zuurstofbindende en zwevende stoffen (VE)
- a = 0 voor oppervlaktewaterlozers; = 0,2 in alle andere gevallen
- Qd = dagdebiet geloosd afvalwater (l)
- ZS = concentratie aan zwevende stoffen (mg/l)
- BZV = biologisch zuurstofverbruik (mg/l)
- CZV = chemisch zuurstofverbruik (mg/l)
- d = seizoensgebonden factor. Wanneer minder dan 225 kalenderdagen afvalwater geloosd wordt, is deze factor de deling tussen van het aantal dagen waarop afvalwater geloosd wordt en 225.
Bij de berekening van de vuilvracht worden de parameters van de N1-component gekoppeld aan het dagdebiet.
Op basis van de vastgestelde concentraties en het dagdebiet wordt per dag de N1-component berekend waarvan het rekenkundig gemiddelde wordt genomen.
- De N2-component gaat over de aanwezige zware metalen in het geloosde water.
-
N2 = Qj / 1.000 x [ 40 x (Hg) + 10 x (Ag + Cd) + 5 x (Zn + Cu) + 2 x (Ni)+ 1 x (Pb + As + Cr) ]Met:
- N2 = vuilvracht veroorzaakt door het lozen van zware metalen (VE)
- Qj = jaarvolume afvalwater (m³)
- Hg, Ag, Cd, Zn, Cu, Ni, Pb, As, Cr = concentratie aan de verschillende zware metalen (mg/l)
Voor de N2-component worden alle geldige meetresultaten gebruikt om de vuilvracht te bepalen. Het gemiddelde van de vastgestelde concentraties wordt gekoppeld aan het jaarvolume afvalwater.
- De N3-component gaat over de aanwezige nutriënten in het geloosde water.
-
N3 = Qj x (N + P) / 10.000Met:
- N3 = vuilvracht veroorzaakt door het lozen van nutriënten (VE)
- Qj = jaarvolume afvalwater (m³)
- N, P = concentratie aan stikstof en fosfor (mg/l)
Voor de N3-component worden alle geldige meetresultaten gebruikt om de vuilvracht te bepalen. Het gemiddelde van de vastgestelde concentraties wordt gekoppeld aan het jaarvolume afvalwater.
- De Nk-component gaat over het thermisch verontreinigd koelwater.
-
Nk = K x 0,0004 x aMet:
- Nk = vuilvracht veroorzaakt door het lozen van thermisch belast koelwater (VE)
- K = koelwatervolume (m³)
- a = 0,550
- De Nv-component gaat over de verwerkbaarheid in het geloosde afvalwater.
-
Nv = Ev – KvMet:
- Nv = vuilvracht die gerelateerd is aan de verwerkbaarheid van het geloosde afvalwater (negatieve of positieve VE)
Onder goed verwerkbaar afvalwater wordt verstaan afvalwater waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet aan alle volgende voorwaarden:
a) CZV/BZV kleiner dan of gelijk aan 4;
b) BZV/N groter of gelijk aan 4;
c) BZV/P groter of gelijk aan 25;
d) BZV concentratie hoger dan of gelijk aan 100 mg/l.
Onder complementair afvalwater wordt verstaan afvalwater waarbij de gemiddelde samenstelling voldoet aan alle volgende voorwaarden:
a) CZV/BZV kleiner dan 2;
b) BZV/N groter dan 8;
c) BZV/P groter dan 40;
d) BZV concentratie hoger dan 500 mg/l.
De gemiddelde samenstelling is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen. - Ev = de extra verwerkingskosten voor de sanering van afvalwater dat niet goed verwerkbaar is.
De term Ev is:
° nul wanneer het afvalwater goed verwerkbaar of complementair is of voor de heffingsplichtigen waarvoor a = 0;
° in alle andere gevallen gelijk aan:
Qdv/180 x [(0,45 x (4 x (BZVc - BZV)))/1.350 + (0,35 x ZSp)/500 ] x (0,40 + 0,60 x d)
met:
Qdv: het gemiddeld volume afvalwater (l).
Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen.
Indien enkel het jaarvolume afvalwater (Qj) beschikbaar is, wordt Qdv als volgt berekend:
Qdv = (Qj x 1000)/225*d
BZVc: de gecorrigeerde BZV concentratie (mg/l), zodat het afvalwater voldoet aan de voorwaarden voor goed verwerkbaar afvalwater met uitzondering van de voorwaarde BZV/P groter of gelijk aan 25.
BZVc is gelijk aan de maximale waarde uit de volgende reeks: 100, CZV/4, N x 4, BZV
BZV: de gemiddelde biochemische zuurstofbehoefte (mg/l)
CZV: de gemiddelde chemische zuurstofbehoefte (mg/l)
N: de gemiddelde concentratie aan totale stikstof (mg/l)
P: de gemiddelde concentratie aan totale fosfor (mg/l)
Hierbij is de gemiddelde concentratie het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen.
ZSp: de slibproductie (mg/l) ontstaan door de chemische precipitatie van het toe te voegen ijzerchloride wanneer de samenstelling van afvalwater niet voldoet aan de voorwaarde BZV/ P groter of gelijk aan 25.
ZSp kan niet negatief zijn en wordt berekend als:
6,6 x (P - BZV/25)
d: seizoensgebonden factor. Wanneer minder dan 225 kalenderdagen afvalwater geloosd wordt, is deze factor de deling tussen van het aantal dagen waarop afvalwater geloosd wordt en 225 - Kv = de korting voor de sanering van complementair afvalwater
De term Kv is:
° nul wanneer het afvalwater niet complementair is of voor de heffingsplichtigen waarvoor a = 0
° in alle andere gevallen gelijk aan:
Qdv/180 x (0,45 x BZV)/1350 x (0,40 + 0,60 x d)
met:
Qdv: het gemiddeld volume afvalwater (l)
Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen. Indien enkel het jaarvolume afvalwater (Qj) beschikbaar is, wordt Qdv als volgt berekend:
Qdv = (Qj x 1000)/225*d
BZV: de gemiddelde biochemische zuurstofbehoefte (mg/l).
De gemiddelde concentratie is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen;
d: seizoensgebonden factor. Wanneer minder dan 225 kalenderdagen afvalwater geloosd wordt, is deze factor de deling tussen van het aantal dagen waarop afvalwater geloosd wordt en 225
- Nv = vuilvracht die gerelateerd is aan de verwerkbaarheid van het geloosde afvalwater (negatieve of positieve VE)
De financierende heffing
Aan de berekeningsformule van de heffing is de component Nv toegevoegd. Die kan positief of negatief zijn. De kosten voor de verwerking van het afvalwater op de RWZI zijn afhankelijk van de samenstelling van het afvalwater. Er wordt rekening gehouden met de verhoudingen van CZV, BZV, stikstof en fosfor.
- complementair afvalwater krijgen een korting;
- goed verwerkbaar afvalwater veroorzaken geen extra kosten of hebben geen recht op een korting;
- slecht verwerkbaar afvalwater moeten een extra kost betalen.
Voor de bedrijven die hun afvalwater laten bemonsteren worden de verwerkingskosten en de korting automatisch berekend op basis van de resultaten van de meetcampagne.
Voor de bedrijven die gebruik maken van de forfaitaire berekeningsmethode wordt de verwerkbaarheid van het afvalwater bepaald op basis van een bijkomende omzettingscoëfficiënt Cv.
De grondslag voor de berekening van uw heffing
Uit de componenten van de berekeningsformule blijkt dat bij de berekening van de heffing op basis van meet- en bemonsteringsgegevens het afvalwatervolume, de lozingsplaats en de verwerkbaarheid van het afvalwater de hoogte van de heffing bepalen.
Lozingsplaats
Er geldt een andere grondslag voor oppervlaktewaterlozers en niet-oppervlaktewaterlozers. De a-factor is namelijk enkel voor oppervlaktewaterlozers gelijk aan 0. In alle andere gevallen is deze factor gelijkgesteld aan 0,2. Behoort uw bedrijf tot de categorie niet-oppervlaktewaterlozer, dan verhoogt de N1-component een factor (0,2 x Qd)/180.
Afvalwatervolume
Ook het afvalwatervolume bepaalt, samen met de aanwezige verontreinigende stoffen, de hoogte van de heffing. Om de door u opgegeven afvalwatervolumes te verifiëren, vraagt de VMM via uw aangifte ook de waterverbruiken per waterbron op en controleert die ook. Het waterverbruik is trouwens dikwijls de basis om het afvalwatervolume te bepalen.
Het jaarlijks afvalwatervolume (Qj) wordt bij voorkeur gemeten via een continue debietregistratie. Het dagdebiet moet tijdens een bemonsteringscampagne via een continu werkend debietregistratiesysteem vastgesteld worden. Is het dagdebiet niet gekend, dan stelt de VMM het dagdebiet gelijk aan het quotiënt van het jaarvolume afvalwater en het aantal lozingsdagen.
Indien het afvalwatervolume (Qj) niet gemeten werd, wordt het volume berekend op basis van de som van:
- het kraanwaterverbruik
-
Het kraanwaterverbruik bij de forfaitaire berekeningsmethode wordt bepaald op basis van de factuurgegevens die het waterbedrijf je stuurde in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.
Dit betekent bijvoorbeeld dat het kraanwaterverbruik, zoals vermeld op de facturen die het waterbedrijf in 2014 opmaakte, in rekening gebracht zal worden voor de heffing 2015. Dit ongeacht de periode van verbruik. Indien u dus op 1 juli 2014 een factuur kreeg van het waterbedrijf voor een verbruik van 1.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014, wordt voor de heffing 2015 een verbruik van 1.000 m³ in rekening gebracht.
Bij de uitgebreide berekeningsmethode moet u de geleverde hoeveelheid drinkwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in rekening brengen.
- het grondwaterverbruik
-
Het grondwater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bepaald met een continue debietregistratie. De debietregistratie is verplicht.
-
Als je geen debietregistratiesysteem hebt, wordt de vergunde hoeveelheid grondwater (uitgedrukt in m³/jaar) genomen. Als je vergunning enkel dagdebieten vermeldt, wordt het vergund dagdebiet (m³/dag) vermenigvuldigd met 225 of, in het geval van seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur, het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik is geweest.
Als je geen debietregistratiesysteem of geen vergunning hebt of als de vergunning het vergunde debiet niet vermeldt, dan wordt het grondwaterverbruik per pomp gelijkgesteld aan het product van het nominaal pompvermogen (uitgedrukt in m³/uur) en de factor T.Met T:- = 200 voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit;
- = 10 x het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik geweest is voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur;
- = 2.000 in de overige gevallen.
- het oppervlaktewaterverbruik
-
Het oppervlaktewater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bij voorkeur bepaald met een continue debietregistratie.
-
Als je geen debietregistratiesysteem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan het gecapteerde volume water dat in aanmerking wordt genomen voor de oppervlaktewatercaptatieheffing.
-
Als je geen debietsregistratiesysteem hebt en geen captatieheffing ontvangen hebt, wordt de hoeveelheid oppervlaktewater gelijkgesteld aan het product van het nominaal pompvermogen (uitgedrukt in m³/uur) en de factor T.Met T:
- = 200 voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit;
- = 10 x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur;
- = 2.000 in de overige gevallen.
- het regenwaterverbruik
-
Het heffingsplichtige regenwater is:
- het regenwater dat op een vervuild bedrijfsterrein valt en waarvoor:
- of een vergunning voor het lozen van vervuild regenwater werd afgeleverd;
- of een proces-verbaal wegens onvergunde lozing werd opgesteld;
- het regenwater dat wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten.
- het regenwater dat samen met het afvalwater geloosd wordt
Het regenwater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bij voorkeur vastgesteld met een continue debietregistratie. Als je geen dergelijk systeem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan 0,8 m³/m² afspoelbare of vervuilde oppervlakte. Wanneer je kan aantonen met gegevens van het KMI dat de lokale neerslag in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar lager was, wordt dat lagere volume gebruikt.
- het regenwater dat op een vervuild bedrijfsterrein valt en waarvoor:
- het circulair afvalwater
-
Het circulair afvalwater dat in het voorbije jaar werd uitgewisseld tussen bedrijven die voldoen aan de gestelde voorwaarden, wordt bepaald met een verzegelde continue debietregistratie.
Als je geen debietsregistratiesysteem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan het minimale volume circulair afvalwater dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de bedrijven.
Bij de aanbieder van het circulair afvalwater wordt deze hoeveelheid in mindering gebracht. Bij de ontvanger wordt deze toegevoegd.
- en verminderd met de hoeveelheid koelwater die niet samen met het afvalwater wordt geloosd
-
Het koelwatervolume (K) gaat over het vergunde koelwatervolume, tenzij het bedrijf met een debietmeting kan bewijzen dat de werkelijk geloosde hoeveelheid koelwater kleiner is.
-
Als het koelwater samen met het bemonsterde afvalwater wordt geloosd, wordt het beschouwd als bedrijfsafvalwater. Niet vergund koelwater valt onder de sector 55 'niet hoger vermelde bedrijfsactiviteiten' of onder de bedrijfssector als dat leidt tot een lagere heffing. Als de geloosde hoeveelheid koelwater groter is dan het vergunde volume, wordt de heffing op het niet-vergunde gedeelte van het koelwater verrekend onder sector 55 of onder de bedrijfssector als dat resulteert in een lagere heffing.
Alle vormen van waterverbruik, zoals het gebruik van grondwater, oppervlaktewater, regenwater en ander water, uitgezonderd het gebruik van kraanwater, kan ook samengevat worden onder de term 'waterverbruik uit eigen waterwinning'.
Verwerkbaarheid
Afhankelijk van de samenstelling van het geloosde afvalwater wordt een onderscheid gemaakt tussen complementair, goed verwerkbaar en slecht verwerkbaar afvalwater. De vuilvracht wordt in functie van de verwerkbaarheid van het afvalwater verhoogd of verlaagd.
De voorwaarden voor meet- en bemonsteringscampagnes
Als je bedrijf kiest voor de uitgebreide berekeningsmethode, moet een erkend laboratorium je afvalwater meten en analyseren. De voorwaarden waaraan een monstername moet voldoen, staan in het Besluit van 28 juni 2002. Enkel meet- en bemonsteringsgegevens over het geloosde afvalwater/opgenomen oppervlaktewater uit het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en die volgens het uitvoeringsbesluit werden bekomen, komen in aanmerking voor de berekening van de heffing.
- uiterlijk de 20ste van de maand voorafgaand aan de maand waarin de monsterneming zal starten, moet je de bemonsteringscampagne schriftelijk melden aan de VMM. Bv. uiterlijk 20 januari voor een bemonsteringscampagne die start in februari.
De VMM beantwoordt je melding altijd met een ontvangstmelding;
-
de bemonstering van het afvalwater en de analyse van de monsters moeten door hetzelfde erkende laboratorium gebeuren;
- de bemonstering van het afvalwater moet minstens tijdens de periode van de grootste vervuiling gebeuren.
- het minimumaantal op elkaar volgende etmalen met normale productieactiviteit waarop bemonsterd wordt:
Vuilvracht voor de laatst vastgestelde heffing (in VE) Aantal etmalen < 50 1 ≥ 50 en <100 2 ≥ 100 en <250 3 ≥ 250 5
- alle parameters moeten bovendien per etmaal volledig zijn.
- De resultaten van de bemonstering van 1 etmaal zijn ook geldig voor de twee daaropvolgende jaren. De resultaten van de bemonstering van 2 etmalen zijn ook geldig voor het daaropvolgende jaar. De productieprocessen en de waterbalans in de daaropvolgende jaren moeten uiteraard dezelfde zijn als tijdens het jaar van bemonstering;
- het erkend laboratorium moet de analysegegevens van de monsters en de eventuele tegenmonsters binnen de dertig werkdagen na de eerste dag van de monstername aan de VMM meedelen met een meldingsformulier (zie Bemonstering) en later in 2024 via XML-uitwisseling.
- als tegenmonsters gevraagd worden, moeten ook de contra-analyses per etmaal volledig zijn voor alle parameters. Het laten analyseren van tegenstalen volstaat niet om aanspraak te kunnen maken op de uitgebreide berekeningsmethode.
De opgesomde voorwaarden gelden ook voor de bemonsteringen van het opgenomen oppervlaktewater. Een schepmonster van het opgenomen oppervlaktewater, genomen tijdens de bemonsteringscampagne van het geloosde afvalwater, volstaat.
De bemonsteringscampagnes die de VMM ter controle kan uitvoeren, moeten ook aan deze voorwaarden voldoen, met uitzondering van de voorafgaande melding. De VMM heeft ook de mogelijkheid om schepstalen te nemen van het geloosde afvalwater.
De resultaten van de bemonsteringscampagnes die de VMM ter controle uitvoert, worden beschikbaar gesteld op het geoloket waterkwaliteit
Wanneer krijg je een nullozerstatuut?
- de niet-lozing moet een feit zijn;
- je bedrijf mag geen milieu- of lozingsvergunning (meer) hebben voor ander dan normaal huishoudelijk afvalwater en/of koelwater;
- je moet de nullozing kunnen bewijzen met een dossier van een erkend milieudeskundige. Dat dossier moet je bezorgen aan de VMM. De lijsten van de erkende m.e.r.-deskundigen in de discipline water vind je op de website van het departement Omgeving.
- de bevoegde administratie mag in de loop van dat jaar geen lozingen uit het productieproces vastgesteld hebben.
Ook bedrijven die geen afvalwater uit hun productieproces lozen, maar wel sanitair afvalwater en/of koelwater lozen, komen in aanmerking voor het statuut van nullozer. Ze betalen enkel een heffing op hun sanitair waterverbruik en/of koelwater.
Wanneer kan je de opgenomen vuilvracht uit oppervlaktewater in mindering brengen?
- zowel het afvalwater als het opgenomen oppervlaktewater bemonsterd worden op initiatief van het bedrijf;
- de meet- en bemonsteringen gebeuren volgens de geldende wetgeving.
De formule voor de berekening van de opgenomen vuilvracht No is, met uitzondering van de a-factor uit de N1-formule, gelijk aan die van de geloosde vuilvracht:
No = N1,o + N2,o + N3,o
Met:
- N1,o
-
N1,o = [Qd,o / 180] x [{0,35 x ZSo / 500} + {(0,45 x (2 x (BZVo + CZVo)) / 1.350}] x [0,40 + 0,60xd]
Met:
- N1,o = vuilvracht door het opnemen van zuurstofbindende (BOD, COD) en zwevende stoffen (VE)
- Qd,o = dagdebiet opgenomen oppervlaktewater (l)
-
ZSo = concentratie zwevende stoffen (mg/l)
-
BZVo = biologisch zuurstofverbruik (mg/l)
-
CZVo = chemisch zuurstofverbruik (mg/l)
- N2,o
-
N2,o = Qj,o / 1.000 x [40 x (Hgo) + 10 x (Ago + Cdo) + 5 x (Zno + Cuo) + 2 x (Nio) + 1 x (Pbo + Aso + Cro)]
Met:
- N2,o = vuilvracht door het opnemen van zware metalen (kwik, zilver, cadmium, zink, lood, koper, nikkel, chroom, arseen) (VE)
- Qj,o = jaarvolume opgenomen oppervlaktewater (m³)
- Hgo - Ago - Cdo - Zno - Cuo - Nio - Pbo - Aso - Cro = concentratie aan de verschillende zware metalen (mg/l)
- N3,o
-
N3,o = Qj,o x (No + Po) / 10.000
Met:
- N3,o = vuilvracht door het opnemen van nutriënten (N en P) (VE)
- No= concentratie stikstof (mg/l)
- Po = concentratie fosfor (mg/l)
De aftrek van de opgenomen vuilvracht wordt per component beperkt tot de geloosde vuilvracht.
Wat gebeurt er wanneer je vuilvracht tijdens het jaar vermindert?
Bedrijven die in de loop van het jaar maatregelen nemen (bv. een investering in een milieuvriendelijker productieproces of een zuiveringsinstallatie) om hun geloosde vuilvracht blijvend te verminderen en dat kunnen bewijzen, kunnen een vermindering krijgen van de heffing. Voor dergelijke bedrijven wordt de heffing evenredig opgesplitst.
Het bewijs kan je leveren door metingen uit te voeren op het afvalwater geloosd in de periode voor en na het doorvoeren van de aanpassing. Je moet de geplande maatregelen ook tijdig (= minstens een maand voor het doorvoeren van de wijziging) schriftelijk aan de VMM melden.
Bedrijven die hun afvalwater enkel in de periode voor de realisatie van de maatregelen laten analyseren, krijgen geen opsplitsing. Bedrijven die hun afvalwater enkel na de realisatie van de vuilvrachtvermindering laten analyseren, krijgen wel een opsplitsing van de heffingsberekening. Ze krijgen een forfaitaire berekening voor de periode voor de aanpassing en een berekening op basis van analyses voor de periode na de aanpassing.
Gewijzigde contractaanpak
De contractenregeling voor de sanering van bedrijfsafvalwater geloosd op de riolering wordt gewijzigd. De saneringscontracten voor permanente lozingen blijven enkel behouden voor bedrijven waarvoor Aquafin bedrijfsspecifieke exploitatie- en investeringskosten moet maken om het afvalwater te kunnen zuiveren. De verplichting tot het afsluiten van een contract wordt opgelegd in de vergunning. Het contract regelt de berekeningswijze van de specifieke kosten.
Noodlozingen en tijdelijke lozingen
Voor noodlozingen (enkel bij calamiteiten of overmacht) en voor tijdelijke lozingen (bv. door onderhoudswerken of uitbreiding van de eigen waterzuivering) op de riolering moeten bedrijven voortaan een saneringscontract afsluiten met Aquafin. Aan het bedrijf worden dan de kosten voor de lozing aangerekend.
- het bedrijf heeft de noodlozing gemeld aan de toezichthouder, Aquafin en de VMM;
- ten laatste 90 dagen na de beëindiging van de noodlozing moet een saneringscontract afgesloten worden met Aquafin;
- de kosten voor de behandeling van het geloosde water worden integraal vergoed aan Aquafin.
Voor niet-conforme noodlozingen en voor onvergunde lozingen is er een specifieke heffingsregeling. De berekening van de heffing is gebaseerd op de duur van de lozing, een inschatting van het geloosde debiet en een aangepaste omzettingscoëfficiënt (Cx).
Voor tijdelijke lozingen op de riool wordt een contract opgelegd in de vergunning. Zo zijn de modaliteiten op voorhand gekend. Voor deze lozingen is de normale heffingsregeling van toepassing.
Wanneer wordt deze kostenterugwinning van kracht?
De kostenterugwinning voor noodlozingen, tijdelijke lozingen en onvergunde lozingen is ingevoerd voor lozingen vanaf 1 januari 2013.
De nieuwe regeling voor niet-conforme en onvergunde lozingen geldt ook voor dossiers waarvoor op 1 januari 2013 nog een bezwaarschrift of een rechtsgeschil hangende is.
Wat gebeurt er bij niet-conforme noodlozingen en bij onvergunde lozingen?
Voor niet-conforme noodlozingen en voor onvergunde lozingen is er een specifieke heffingsregeling. De berekening van de heffing is gebaseerd op de duur van de lozing, een inschatting van het geloosde debiet en een aangepaste omzettingscoëfficiënt (Cx).
De forfaitaire berekening
Bedrijven die voor de forfaitaire berekeningsmethode kiezen, moeten in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar geen specifieke acties ondernemen. De forfaitaire berekeningsmethode maakt, om de vervuilingseenheden (N) te bepalen, immers gebruik van activiteitgebonden omzettingscoëfficiënten. Die worden gekoppeld aan het waterverbruik en (afhankelijk van de sector) eventueel aan de productiegegevens. Of de productiegegevens al dan niet van belang zijn voor de berekening van de heffing is afhankelijk van de grondslag waarop de omzettingscoëfficiënt betrekking heeft. De grondslag duidt ook de eenheid aan waarin de productiegegevens uitgedrukt moeten worden.
Voor 95 % van de bedrijven wordt de heffing op deze manier berekend. Het gaat meestal om bedrijven die hun afvalwater niet zelf zuiveren of om bedrijven die geen sterk vervuilende activiteiten hebben.
De grondslag voor de berekening van je heffing
Bij de berekening van de heffing op een forfaitaire basis bepalen het waterverbruik, eventueel de productiegegevens en de verwerkbaarheid de hoogte van de heffing.
Waterverbruik
Wanneer je kiest voor de forfaitaire berekeningsmethode is het waterverbruik de heffingsgrondslag en niet het geloosde afvalwatervolume.
Het waterverbruik (Q) wordt berekend op basis van de som van:
- het kraanwaterverbruik
-
Het kraanwaterverbruik bij de forfaitaire berekeningsmethode wordt bepaald op basis van de factuurgegevens die het waterbedrijf je stuurde in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar.
Dit betekent bijvoorbeeld dat het kraanwaterverbruik, zoals vermeld op de facturen die het waterbedrijf in 2014 opmaakte, in rekening gebracht zal worden voor de heffing 2015. Dit ongeacht de periode van verbruik. Indien u dus op 1 juli 2014 een factuur kreeg van het waterbedrijf voor een verbruik van 1.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014, wordt voor de heffing 2015 een verbruik van 1.000 m³ in rekening gebracht.
Bij de uitgebreide berekeningsmethode moet u de geleverde hoeveelheid drinkwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in rekening brengen.
- het grondwaterverbruik
-
Het grondwater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bepaald met een continue debietregistratie. De debietregistratie is verplicht.
Als je geen debietregistratiesysteem hebt, wordt de vergunde hoeveelheid grondwater (uitgedrukt in m³/jaar) genomen. Als je vergunning enkel dagdebieten vermeldt, wordt het vergund dagdebiet (m³/dag) vermenigvuldigd met 225 of, in het geval van seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur, het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik is geweest.
Als je geen debietsregistratiesysteem of geen vergunning hebt of als de vergunning het vergunde debiet niet vermeldt, dan wordt het grondwaterverbruik per pomp gelijkgesteld aan het product van het nominaal pompvermogen (uitgedrukt in m³/uur) en de factor T.Met T:- = 200 voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit;
- = 10 x het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik geweest is voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur;
- = 2.000 in de overige gevallen.
- het oppervlaktewaterverbruik
-
Het oppervlaktewater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bij voorkeur bepaald met een continue debietregistratie.
Als je geen debietregistratiesysteem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan het gecapteerde volume water dat in aanmerking wordt genomen voor de oppervlaktewatercaptatieheffing.
Als je geen debietsregistratiesysteem hebt en geen captatieheffing ontvangen hebt, wordt de hoeveelheid oppervlaktewater gelijkgesteld aan het product van het nominaal pompvermogen (uitgedrukt in m³/uur) en de factor T.Met T:- = 200 voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit;
- = 10 x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur;
- = 2.000 in de overige gevallen.
- het regenwaterverbruik
-
Het heffingsplichtige regenwater is:
- het regenwater dat op een vervuild bedrijfsterrein valt en waarvoor:
- of een vergunning voor het lozen van vervuild hemelwater werd afgeleverd;
- of een proces-verbaal wegens onvergunde lozing werd opgesteld;
- het regenwater dat wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten.
- het regenwater dat samen met het afvalwater geloosd wordt
Het regenwater dat in het voorbije jaar verbruikt werd, wordt bij voorkeur vastgesteld met een continue debietregistratie. Als je geen dergelijk systeem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan 0,8 m³/m² afspoelbare of vervuilde oppervlakte. Wanneer je kan aantonen met gegevens van het KMI dat de lokale neerslag in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar lager was, wordt dat lagere volume gebruikt.
- het regenwater dat op een vervuild bedrijfsterrein valt en waarvoor:
- het circulair afvalwater
-
Het circulair afvalwater dat in het voorbije jaar werd uitgewisseld tussen bedrijven die voldoen aan de gestelde voorwaarden, wordt bepaald met een verzegelde continue debietregistratie.
Als je geen debietsregistratiesysteem hebt, wordt de hoeveelheid gelijkgesteld aan het minimale volume circulair afvalwater dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de bedrijven.
Bij de aanbieder van het circulair afvalwater wordt deze hoeveelheid in mindering gebracht. Bij de ontvanger wordt deze toegevoegd.
- en verminderd met de hoeveelheid koelwater die niet samen met het afvalwater wordt geloosd
-
Het koelwatervolume (K) gaat over het vergunde koelwatervolume, tenzij het bedrijf met een debietmeting kan bewijzen dat de werkelijk geloosde hoeveelheid koelwater kleiner is.
Als het koelwater samen met het bedrijfsafvalwater wordt geloosd, wordt het beschouwd als bedrijfsafvalwater. Niet vergund koelwater valt onder de sector 55 'niet hoger vermelde bedrijfsactiviteiten' of onder de bedrijfssector als dat leidt tot een lagere heffing. Als de geloosde hoeveelheid koelwater groter is dan het vergunde volume, wordt de heffing op het niet-vergunde gedeelte van het koelwater verrekend onder sector 55 of onder de bedrijfssector als dat resulteert in een lagere heffing.
Alle vormen van waterverbruik, zoals het gebruik van grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en ander water, uitgezonderd het gebruik van kraanwater, kan ook samengevat worden onder de term 'waterverbruik uit eigen waterwinning'.
Productiegegevens
- Hier krijg je een voorbeeld ter verduidelijking
-
Een groentewasserij verwerkt enkel wortelen. Het bedrijf behoort tot sector 20 'groentewasserijen' met als grondslag 1.000 kg wortelen en 1.000 kg zilveruien. Bij het berekenen van de heffing moet het aantal wortelen uitgedrukt worden in kg (bv. 1.000 kg wortelen). De grondslag A/B wordt dan 1.000 kg wortelen/1.000 kg wortelen.
Verwerkbaarheid
Afhankelijk van de samenstelling van het geloosde afvalwater wordt een onderscheid gemaakt tussen complementair, goed verwerkbaar en slecht verwerkbaar afvalwater. De vuilvracht wordt in functie van de verwerkbaarheid van het afvalwater verhoogd of verlaagd.
De berekeningsformules
De berekening op basis van waterverbruik zonder koelwater
Deze berekeningswijze wordt toegepast voor de bedrijven die tot de sectoren 3, 4, 6, 7, 8a, 8b, 9, 12, 13, 15, 18, 19a, 19b, 21a, 21b, 23, 24, 25, 26, 27, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 32, 33, 36, 38, 39, 40, 41, 45, 46, 49, 50, 51a, 51b, 53a, 53b, 54, 55, 56, 57, 58 of 59 behoren. Ze mogen geen vergunning voor het lozen van koelwater hebben.
- Q = waterverbruik (m³)
- C1, C2, C3, Cv = omzettingscoëfficiënt
- Hier krijg je een voorbeeld voor de berekening van de heffing 2015.
-
Een hotel heeft op 1 juli 2014 een factuur gekregen van het waterbedrijf voor een verbruik van 3.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014. Daarnaast heeft het hotel in 2013 1.000 m³ grondwater opgepompt.
Het totale waterverbruik (Q) bedraagt dan 3.000 m³ kraanwater + 1.000 m³ grondwater = 4.000 m³ water.
De activiteit ‘hotel’ behoort tot sector 21a. De omzettingscoëfficiënt voor deze sector bedraagt: C1+C2+C3+Cv = 0,02 + 0,001+ 0,009+ 0.
De vuilvracht (N) voor het heffingsjaar 2015 is bijgevolg gelijk aan 4.000 m³ x 0,03 = 120 VE.
De heffing 2013 (H) bedraagt:- voor oppervlaktewaterlozers: 120 VE x 33,88 euro/VE = 4.065,60 euro;
- voor niet-oppervlaktewaterlozers (onder andere rioollozers en diffuse lozers): 120 VE x 44,21 euro/VE = 5.305,20 euro.
De berekening op basis van waterverbruik met koelwater
Deze berekeningswijze wordt toegepast voor de bedrijven die tot de sectoren 3, 4, 6, 7,8a, 8b, 9, 12, 13, 15, 18, 19a, 19b, 21a, 21b, 23, 24, 25, 26, 27, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 32, 33, 36, 38, 39, 40, 41, 45, 46, 49, 50, 51a, 51b, 53a, 53b, 54, 55, 56, 57, 58 of 59 behoren. Ze hebben een vergunning voor het lozen van koelwater.
- Q = waterverbruik (m³)
- K = koelwatervolume (m³)
- C1, C2, C3, Cv = omzettingscoëfficiënt
- ak = 0,550
- Hier krijg je een voorbeeld voor de berekening van de heffing 2015.
-
Een elektriciteitscentrale heeft op 1 juli 2014 een factuur gekregen van het waterbedrijf voor een verbruik van 3.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014. Daarnaast heeft de elektriciteitscentrale in 2014 1.000 m³ grondwater opgepompt en een koelwaterverbruik van 2.000 m³.
Het totale waterverbruik (Q) bedraagt dan 3.000 m³ kraanwater + 1.000 m³ grondwater = 4.000 m³ water. Het koelwatervolume (K) bedraagt 2.000 m³.
De activiteit elektriciteitscentrale behoort tot sector 12. De omzettingscoëfficiënt voor deze sector bedraagt: C1+C2+C3+Cv = 0,02 + 0,002 + 0,009 + 0,008.
De vuilvracht (N) voor het heffingsjaar 2015 is bijgevolg gelijk aan N1 + N2 + N3 + Nv + Nk = (2.000 m³ x 0,02) + (2.000 m³ x 0,002) + (2.000 m³ x0,009) + (2.000 m³ x 0,008 x 0,33) + (0,550 x 2.000 m³ x 0,0004) = 67,72 VE
De heffing 2015 (H) bedraagt:- voor oppervlaktewaterlozers: 67,72 VE x 33,88 euro/VE = 2.294,35 euro;
- voor niet-oppervlaktewaterlozers (onder andere rioollozers en diffuse lozers): 67,72 VE x 44,21 euro/VE = 2.993,90 euro.
De berekening op basis van waterverbruik en productiegegevens zonder koelwater
Deze berekeningswijze wordt toegepast voor de bedrijven die tot de sectoren 1, 2, 5a, 5b, 10, 11, 14, 16, 17, 20, 22a, 22b, 22c, 22d, 22e, 29, 30, 31, 34, 35, 37, 42, 43, 44, 47, 48, 52 behoren. Ze mogen geen vergunning hebben voor het lozen van koelwater
.
- Q = waterverbruik (m³)
- A/B = productie (grondslag)
- C1, C2, C3, Cv = omzettingscoëfficiënt
- Hier krijg je een voorbeeld voor de berekening van de heffing 2015.
-
Een bierbrouwerij heeft op 1 juli 2014 een factuur gekregen van het waterbedrijf voor een verbruik van 3.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014. Daarnaast heeft het bedrijf in 2014 1.000 m³ grondwater opgepompt. De fabriek heeft in 2014 100.000 kg bier geproduceerd.
Het totale waterverbruik (Q) bedraagt dan 3.000 m³ kraanwater + 1.000 m³ grondwater = 4.000 m³ water.
De activiteit bierbrouwerij behoort tot sector 5a. De omzettingscoëfficiënt voor deze sector bedraagt:- C1 = 1,33 (grondslag 1.000 kg bier)
- C2 = 0,001 (grondslag m³ water)
- C3 = 0,009 (grondslag m³ water)
- Cv = 0 (grondslag m³ water)
De vuilvracht (N) is voor het heffingsjaar 2013 bijgevolg gelijk aan ((100.000 kg / 1.000 kg) x 1,33) + (4.000 m³ x 0,001) + (4.000 m³ x 0,009) + (4.000 m³ x0 x0) = 173 VE.
De heffing 2015 (H) bedraagt:- voor oppervlaktewaterlozers: 173 VE x 33,88 euro/VE = 5.861,24 euro;
- voor niet-oppervlaktewaterlozers (onder andere rioollozers en diffuse lozers): 173 VE x 44,21 euro/VE = 7.648,33 euro.
De berekening op basis van waterverbruik en productiegegevens met koelwater
Deze berekeningswijze wordt toegepast voor de bedrijven die tot de sectoren 1, 2, 5a, 5b, 10, 11, 14, 16, 17, 20, 22a, 22b, 22c, 22d, 22e, 29, 30, 31, 34, 35, 37, 42, 43, 44, 47, 48, 52 behoren. Ze hebben een vergunning voor het lozen van koelwater
.
- Q = waterverbruik (m³)
- A/B = productie (grondslag)
- K = koelwatervolume (m³)
- C1, C2, C3, Cv= omzettingscoëfficiënt
- ak = 0,550
- Hier krijg je een voorbeeld voor de berekening van de heffing 2015.
-
Een bierbrouwerij heeft op 1 juli 2014 een factuur gekregen van het waterbedrijf voor een verbruik van 3.000 m³ in de periode van 1 mei 2013 tot 30 juni 2014. Daarnaast heeft het bedrijf in 2014 1.000 m³ grondwater opgepompt. De fabriek heeft in 2014 100.000 kg bier geproduceerd.
Het totale waterverbruik (Q) bedraagt dan 3.000 m³ kraanwater + 1.000 m³ grondwater = 4.000 m³ water. Het koelwatervolume (K) bedraagt 2.000 m³.
De activiteit bierbrouwerij behoort tot sector 5a. De omzettingscoëfficiënt voor deze sector bedraagt:- C1 = 1,33 (grondslag 1.000 kg bier)
- C2 = 0,001 (grondslag m³ water)
- C3 = 0,009 (grondslag m³ water)
- Cv = 0 (grondslag m³ water)
De vuilvracht (N) is dus gelijk aan ((100.000 kg / 1.000 kg) x 1,33) + (( 2.000 m³ x 0,001) + (2.000 m³ x 0,009) + (2.000 m³ x 0 x 0 ))+ (2.000 m³ x 0,0004 x 0,550) = 153,44 VE.
De heffing 2015 (H) bedraagt:- voor oppervlaktewaterlozers: 153,44 VE x 33,88 euro/VE = 5.198,55 euro;
- voor niet-oppervlaktewaterlozers (onder andere rioollozers en diffuse lozers): 153,44 VE x 44,21 euro/VE = 6.783,58 euro.
De omzettingscoëfficiënten
De activiteit van het bedrijf bepaalt met welke omzettingscoëfficiënten het waterverbruik en eventueel de productiegegevens vermenigvuldigd worden. Hoe meer vervuiling de bedrijfstak veroorzaakt, hoe hoger de coëfficiënten en hoe hoger de heffing.
De wetgever bepaalt de omzettingcoëfficiënten voor een aantal specifieke sectoren. Sector 55 omvat alle bedrijfsactiviteiten die niet thuishoren in een specifiek omschreven bedrijfsactiviteit. Sector 56 gaat uitsluitend over huishoudelijke activiteiten. Sector 59 gaat over het sanitair afvalwater.
De omzettingscoëfficiënten van de sectoren 7, 19a, 19b, 39, 41, 45, 49, 51a, 53a en 53b werden aangepast op basis van een wetenschappelijk onderbouwde methodologie. De grondslag voor de berekening van de N1-factor is voor deze sectoren eveneens gewijzigd. Er wordt uitgegaan van het jaarwaterverbruik in plaats van de productiecijfers.
Bij wijze van overgangsmaatregel wordt voor deze sectoren de vuilvracht N1 verminderd met:
[(N1 + N2 + N3 + Nk)oc – (N1 + N2 + N3 + Nk)oc,2012] x B
- (N1+N2+N3+Nk)oc: de vuilvracht voor het heffingsjaar waarvoor de heffing berekend wordt;
- (N1+N2+N3+Nk)oc,2012: de vuilvracht bepaald wordt volgens de berekening van het heffingsjaar 2012;
- B is een overgangscoëfficiënt die gelijk is aan:
- 1 voor de heffingsjaren 2013 en 2014;
- 0,66 voor het heffingsjaar 2015;
- 0,33 voor het heffingsjaar 2016;
- 0 voor het heffingsjaar 2017 en volgende jaren.
De nieuwe omzettingscoëfficiënten zijn van toepassing vanaf heffingsjaar 2013. Maar er is een overgangsmaatregel voorzien zodat het effect pas merkbaar wordt vanaf heffingsjaar 2015.
- voor heffingsjaar 2015 (waterverbruik 2014) voor een derde;
- voor heffingsjaar 2016 voor twee derden;
- voor heffingsjaar 2017 volledig.
Te betalen bedrag
De berekende heffing op basis van de forfaitaire of uitgebreide berekening wordt verminderd met de bovengemeentelijke saneringsbijdrage en vergoeding, exclusief BTW, aangerekend door het waterbedrijf.
Vanaf 2014 rekenen de waterbedrijven een bovengemeentelijke vergoeding aan voor bedrijven en landbouwers die gebruik maken van ander water dan drinkwater. De bovengemeentelijke vergoeding, die fiscaal aftrekbaar is, wordt in mindering gebracht van de heffing zodat er geen dubbele aanrekening is. De aanrekening van de gemeentelijke en bovengemeentelijke vergoeding zal op 1 factuur gebeuren.
- de berekening van de heffing op de waterverontreiniging;
- het overzicht van de totale bovengemeentelijke saneringskost met:
- informatie over de bovengemeentelijke bijdrage aangerekend door de waterbedrijven;
- informatie over de bovengemeentelijke vergoeding aangerekend door de waterbedrijven;
- de nog te betalen heffing op de waterverontreiniging na het in mindering brengen van de aangerekende bovengemeentelijke bijdrage en vergoeding.
Een overzicht van de bedragen die in mindering worden gebracht van de te betalen heffing vind je terug op de berekeningsnota die je samen met het heffingsbiljet ontvangt.
- De resultaten van de bemonstering van 1 etmaal zijn ook geldig voor de twee daaropvolgende jaren. De resultaten van de bemonstering van 2 etmalen zijn ook geldig voor het daaropvolgende jaar. De productieprocessen en de waterbalans in de daaropvolgende jaren moeten uiteraard dezelfde zijn als tijdens het jaar van bemonstering;