Zuurstof
Een goede zuurstofhuishouding is cruciaal voor een goede ecologische toestand. Gevoelige soorten vis of ongewervelden verdwijnen snel bij verlaagde zuurstofconcentraties. Maar oververzadiging aan opgeloste zuurstof is ook niet gewenst en kan schadelijk zijn voor de kieuwen van vissen. Ondergedompelde waterplanten (vooral microwieren) geven overdag zuurstof af aan het water door fotosynthese.
Is de concentratie van opgeloste zuurstof in het water lager dan de verzadigingswaarde, dan vult atmosferische zuurstof aan het wateroppervlak het ‘tekort’ aan door diffusie. De verzadigingswaarde is de maximale hoeveelheid zuurstof die bij een gegeven temperatuur onder normale omstandigheden in water kan oplossen. Verloopt die natuurlijke re-aeratie minder dan het zuurstofverbruik door afbraak van organisch materiaal in het oppervlaktewater, dan wordt het ‘zelfzuiverende vermogen’ overschreden. Dat kan niet in een vaste waarde gevat worden. De zelfreiniging wordt namelijk beïnvloed door tal van factoren, zoals temperatuur, stroomsnelheid en morfologie.
Door de saneringsinspanningen van de overheid en het bedrijfsleven inzake afvalwater is de gemiddelde zuurstofconcentratie in het oppervlaktewater in de periode 2007-2019 beduidend toegenomen. De gemiddelde zuurstofconcentratie bedraagt 8,6 mg/l in 2019 en evenaart hiermee het record van 2013. De gemiddelde concentratie over de laatste 12 jaar is gestegen van 7,5 mg/l tot 8,6 mg/l. Een eerste geleidelijke stijging werd vastgesteld in de periode 2007-2013, met een maximale gemiddelde zuurstofconcentratie van 8,6 mg/l in 2013. Daarna daalde deze tot 8 mg/l in 2014. Sinds 2014 is er weer een stijging van de gemiddelde zuurstofconcentratie.
Het percentage van de waterlichamen dat voldoet aan de typespecifieke norm voor opgeloste zuurstof stijgt van 38 % in 2007 naar ca. 61 % in 2019. De laatste 7 jaar is dit percentage ongeveer constant gebleven rond de 60 %.