Seizoensoverlast ozon voor vegetatie (AOT40)
- AOT40ppb-vegetatie is een Europese ozonoverschrijdingsindicator ter bescherming van de vegetatie.
- Deze waarde geeft per kalenderjaar het overschot boven 80 µg/m³ van alle ozonuurwaarden tussen 9 en 21 uur, opgeteld tijdens de maanden mei, juni en juli (groeiseizoen).
- Zowel de grootte van de overschrijding als de tijdsduur ervan wordt in rekening gebracht tijdens de belangrijkste groeimaanden voor gewassen en semi-natuurlijke vegetatie.
- De Europese streefwaarde werd gemiddeld over de periode 2017-2021 overal in Vlaanderen gerespecteerd.
- In 2021 is de Europese langetermijndoelstelling op 11 van de 18 meetplaatsen gehaald.
- De sterke variatie tussen jaren hangt samen met de kwaliteit van de zomer.
- Er is een west-oost gradiënt zichtbaar in Vlaanderen.
Laatst bijgewerkt:
september 2022
Actualisatie:



Doelstellingen
De Europese Richtlijn Luchtkwaliteit bepaalde een streefwaarde en langetermijndoelstelling ter bescherming van de vegetatie:
Naam | Doelstelling | Meetplaatsen die doelstelling halen |
---|---|---|
streefwaarde (vanaf 2010) | 18 000 (µg/m³).uren (gemiddeld over 5 jaar) | ![]() |
langetermijndoelstelling | 6 000 (µg/m³).uren per jaar. Voor het respecteren van deze doelstelling werd geen datum bepaald. | ![]() |
Toestand in 2021
In de periode 2017-2021 bleef het 5-jaargemiddelde op alle meetplaatsen onder 18 000 (μg/m³) uren per jaar. De Europese streefwaarde werd dus niet overschreden.
De Europese langetermijndoelstelling werd in 2021 op ruim de helft van de meetplaatsen gehaald.
- De seizoensoverlast voor vegetatie in 2021 was zeer klein in vergelijking met de jaren ervoor. Dit is te danken aan de natte en milde zomer.
- De langetermijndoelstelling werd op 11 van de 18 meetplaatsen gehaald.
- Nergens in Vlaanderen was de seizoensoverlast hoger dan 9000µg/m³.u. Gemiddeld over de periode 2017-2021 is de seizoensoverlast voor vegetatie nog vrij hoog door de ongunstige ozonjaren 2018 en 2019.
- De streefwaarde gemiddeld over 2017-2021 is met een maximum gemodelleerde waarde van 17 216 µg/m³ gehaald.
- De lagere waarden in het westen komen over het algemeen door het verkoelende effect van de zee en de atmosferische verdunningsprocessen door de land- en zeebries.
- De hogere waarden in het oosten worden verklaard door de zandgrond en daardoor vaak hogere temperaturen.
Evolutie
Er is geen duidelijke trend zichtbaar in de seizoensoverlast voor vegetatie:
- De seizoensoverlast voor vegetatie hangt sterk samen met de warmte en zonneschijnduur tijdens het groeiseizoen (mei-juli).
- Het jaar 2018 was een zeer ongunstig ozonjaar, dat ook het 5-jaargemiddelde sterk beïnvloedt.
Hoe pakken we dit aan?
Om de ozonpieken te verminderen, moet de uitstoot van de ozonvormende stoffen NOx (NO2), CO, CH4 en NMVOS dalen.
- Voor NMVOS is er vooral reductiepotentieel bij de industrie en bij specifieke huishoudelijke producten (zie indicator uitstoot NMVOS)
- Voor NOx is er voornamelijk reductiepotentieel bij het wegverkeer (zie indicator uitstoot stikstofoxiden)
- Voor CO werden geen maatregelen geformuleerd
- Voor de maatregelen om de CH4-uitstoot terug te dringen, verwijzen we naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2030. De belangrijkste maatregelen situeren zich bij de sector landbouw:
- Optimaliseren van voederrantsoenen en van de voederefficiëntie.
- Proefproject vergisting van de mest op varkens- en melkveebedrijven.
Meer informatie
- Waar liggen de meetplaatsen en welke concentraties werden er gemeten (2021)?
- De indicator ozondosis bij vegetatiesoorten is beter voor het bepalen van de ozonschade aan vegetatie, omdat die, in tegenstelling tot de AOT40-indicator, wel rekening houdt met de kenmerken van de plant.
- Meer info over RIO en RIO-IFDM